Ik word in deze tijd heel erg met mijn neus op de feiten gedrukt. In ons huishouden wonen wij met vijf personen, waarvan er één uitzonderlijk veel op mij lijkt. Waar we in de normale situatie al flink kunnen botsen, lijkt dat in deze situaties extra benadrukt te worden.
Vanaf kleins af aan is mijn spiegeltje een erg gevoelig kind. Hij begrijpt heel veel, piekert de hele dag als een soort van hobby en stelt gigantisch veel vragen over onderwerpen die ik vaak als ernstig beschouw. Van mijn ouders hoor ik dat dit voor hen bekend terrein is. Ze herkennen situaties die ik beschrijf van mij, toen ik klein was. Goh. Mijn kind lijkt op mij.
In dit geval ben ik tot de volgende conclusie gekomen: als ‘gevoelig persoon’ is een ‘gevoelig persoon’niet mee tewerken!
Aan de ene kant begrijp je volledig waar het verdriet, boosheid en angst vandaan komen, aan de andere kant wordt je getriggerd in al jouw eigen emoties op datzelfde moment. En als gevoelig persoon zijn emoties nou niet de dingen waar je het makkelijkste mee omgaat. Kortom, we botsen. Hij boos, ik boos, hij nog bozer, ik ook… en dan komt de ‘cooling down’. Even die bewustwording dat dit nou niet echt zal leiden tot de oplossing, even uit elkaar, even naar boven, naar buiten. En dan weer in gesprek. Hoewel ik daar ècht nooit zin in heb. En hij ook niet overigens, want ook daar staan we hetzelfde in. Maar dat doen we dan. En we maken het weer goed, want zo hoort dat. En we knuffelen. En we lachen. Want we lijken ook wel heel erg op elkaar, hè?